Markant en inspirerend vernieuwer
In 1972 startte Arnold Bartels op het Paedologisch Instituut in Amsterdam (later ‘Bascule’ thans ‘Levvel’) het project ‘ambulante gedragstherapie voor delinquente adolescenten’. Centraal in deze interventie was de nadruk op het leren van sociale vaardigheden. In een tijd waarin de gedragstherapie voornamelijk was gericht op het afleren van probleemgedrag, was dit vernieuwend en leidde tot opgetrokken wenkbrauwen. Was het verantwoord om criminele jongeren sociaal vaardiger te maken? Werden ze daardoor niet extra crimineel? Onderzoek naar de effecten liet echter duidelijk zien dat de aanpak – ook op langere termijn – succesvol was. De jongeren die in de training hadden geparticipeerd kregen hun leven beter op orde.
In dit project werd de kiem gelegd voor tal van vernieuwingen die Bartels later zou realiseren. De visie om het leren van vaardig gedrag voorrang te geven boven het afleren van probleemgedrag groeide uit tot het competentiemodel. Een kader dat thans in de jeugdhulp en jeugdbescherming maar ook in het veld van de forensische psychiatrie op brede schaal als basis dient. Bij de vraag welke vaardigheden het zijn waar de hulpverlener op kan focussen is het ontwikkelingsperspectief leidend: iedere levensfase kent uitdagingen, ontwikkelingstaken die vragen om nieuw, vaardig gedrag. Nadruk op de ontwikkeling geldt niet exclusief voor het competentiemodel. Veel methoden in de (jeugd)zorg kennen een ontwikkelingsgericht kader. Maar Bartels was als geen ander in staat de overeenkomsten tussen de diverse kaders in beeld te brengen. Hij inspireerde daarmee hulpverleners om multidisciplinair en multi-methodisch te werken, wat vaak tot nieuwe invalshoeken leidde. “Voor collega’s die in de behandeling aan het zoeken en puzzelen waren, was Arnold een enorm inspirerende vraagbaak en mentor bij dilemma’s….” schrijft een voormalig leidinggevende van het Dr. Leo Kannerhuis. ‘Onconventioneel’ werd zijn werkwijze genoemd, vanwege zijn niet altijd voor de hand liggende oplossingen, associaties en zijn geheel eigen humor. Samen met Hans Heiner, gedragstherapeut en directeur van het Paedologisch Instituut, formuleerde Bartels* in 1989 een twaalftal condities voor de optimale ontwikkeling van het kind. Als aan die condities niet in voldoende mate wordt voldaan, is er sprake van een bedreiging van de ontwikkeling. Als die zeer ernstig is, kan een kinderbeschermingsmaatregel nodig zijn. Deze condities worden tegenwoordig ook gebruikt om in te schatten in hoeverre de ontwikkeling van minderjarige asielzoekers wordt bedreigd.
In de loop der jaren verbreedt Bartels zijn belangstelling. Waren het aanvankelijk delinquente jongeren op wie hij zich richtte, na zijn vertrek uit de Bascule (2001) werd hij de spil in verschillende vernieuwingsprojecten in de Forensische Psychiatrie. Hij zette in de Dr. Van Mesdagkliniek (2001 – 2010) twee afdeling op, een voor de behandeling van borderline persoonlijkheidsstoornissen en een voor de diagnostiek en behandeling van autisme spectrum stoornissen. De patiënten hadden, zeker voor deze justitiële doelgroep, een uitzonderlijk groot vertrouwen in hem als hoofdbehandelaar. “Dat kwam omdat hij goudeerlijk naar hen was, direct en betrouwbaar…” volgens een directielid uit die tijd. Bartels’ expertise bracht hem ook tot een intensieve samenwerking met het Dr. Leo Kannerhuis (2006 – 2010). Hij was daar nauw betrokken bij het ontwikkelen van nieuwe behandelingsvormen op het gebied van autisme spectrumproblematiek.
Al die tijd heeft Bartels zich intensief beziggehouden met onderzoek en theorievorming, steeds gericht op een dieper begrip en een betere analyse van de problematiek. Naarmate zijn carrière vorderde ging Bartels in plaats van een ontwikkelingsperspectief steeds meer denken vanuit een levensperspectief. Hij hield graag vast aan de term ‘sociale competentie’. ‘Sociaal’ omdat competentie zich niet slechts op individueel niveau manifesteert maar ook – of misschien wel júist – in relatie tot de medemensen die je tijdens je leven ontmoet. Om die reden sprak hij liever van ‘levenstaken’ in plaats van ‘ontwikkelingstaken’. Arnolds eigen levensloop heeft moeilijke momenten gekend. Het is goed denkbaar dat dit zijn invoelingsvermogen heeft verdiept in het leed van hen voor wie de levenstaken te zwaar zijn gebleken. Wij missen een uniek en markant mens.
Wim Slot
m.m.v. Marca Geeraets, Willemine Heiner, Astrid van Dijk en Corstiaan Bruinsma
Referenties
Bartels, A.A.J., & Heiner, J. (1994). De condities voor optimale ontwikkeling. Het belang van het kind in hulpverlening, preventie en beleid. Jeugd en Samenleving, 24(5), 282-295