Vakmanschap en de kunst van het repareren

In de jeugdhulp werken verschillende professionele disciplines, zoals de maatschappelijk werker, de (gezondheidszorg)psycholoog, de psychiater en de psychotherapeut. Het is de moeite waard om iets uitvoeriger bij het begrip professionaliteit stil te staan, omdat het ons begrippen oplevert waarmee we ons werk kunnen verhelderen en beter kunnen uitleggen wat we doen.

Professionaliteit houdt vakmanschap in. Sennet (2016) heeft daar een magnifiek boek over geschreven. Een vakman kan nieuwe dingen maken en kan kapotte dingen repareren. Daarvoor is gereedschap nodig en vaardigheden om die te gebruiken (vakmanschap).

De wens om goed te zijn in haar vak en om er het dagelijks brood mee te verdienen strijden om de eerste plaats als belangrijkste drijfveer van de vakman (in de jeugdhulp en GGZ is dat meestal een vrouw). Als het vakmanschap handwerk betreft, leert de vakman zijn vaardigheden onder de knie te krijgen door het uitoefenen van minimale kracht in combinatie met ontspanning. Daarvoor zijn goede voorbeelden, veel oefening en ervaring nodig. Niemand is in een keer, zonder deze opleiding een goede vakman.

Reparaties in soorten

Sennet stelt dat de vakman zich bij het repareren bezig houdt met twee verschillende soorten reparaties:

  • De reparatie waarbij het kapotte voorwerp in zijn oorspronkelijke staat wordt hersteld. Het veertje in de drukschakelaar wordt vervangen en de drukschakelaar doet het weer. Hij noemt dit statische reparaties.
  • De reparatie waarin de bestaande vorm of functie van het oorspronkelijke voorwerp wordt veranderd, bij voorkeur verbeterd. Het kapotte lichtknopje wordt vervangen door een dimschakelaar, en tegenwoordig krijgen onze voorwerpen die op het internet of things zijn aangesloten regelmatig een upgrade die nieuwe functies toevoegt. Sennet noemt dit dynamische reparaties

Reparaties zijn voor Sennet het proefterrein voor gereedschap. Parallel aan het repareren kan gereedschap slimmer en geschikter worden gemaakt. Een deel van het vakgereedschap is voor slechts één doel geschikt (de kruiskopschroevendraaier, die vaak ook maar op een maat kruiskopschroef past, of het pennetje dat bij je iphone wordt geleverd om de simkaart te vervangen. Je kan het nergens anders voor gebruiken, maar het doet zijn werk uitstekend). Een ander deel wordt ingenomen door universele instrumenten (de gewone schroevendraaier, die je ook als beitel kunt gebruiken of als opener van een verfblik, waarna je er daarna nog de verf mee kunt roeren. Of de paperclip, waarmee je heel veel kunt doen, waaronder een simkaart vervangen).

Dus ook behandelingen in soorten

Ook in de geneeskunde en de jeugdhulp worden professionals opgeleid via beroepsopleidingen en is het ‘repareren’ een hoofdactiviteit. Alleen lijkt het als het om mensen gaat niet gepast om te spreken over repareren. We noemen de werkzaamheden dan ‘het behandelen van en ziekte of aandoening’. Als we de metafoor van de reparatie aanhouden, zouden we als doel van de jeugd-GGZ kunnen opvoeren: het behandelen van psychische aandoeningen bij kinderen en jeugdigen (klinisch en functioneel herstel) en het weer op gang brengen van een gestagneerde ontwikkeling (maatschappelijk en persoonlijk herstel). Het verhelpen van psychische aandoeningen kan vaak door middel van een interventie met specialistisch gereedschap (langs een voor die specifieke aandoening ontwikkelde richtlijn). We gebruiken methoden die stoornisspecifiek zijn, zoals cognitieve gedragstherapie met exposure bij angststoornissen of Ritalin bij ADHD.

Het bevorderen van een gezonde (geestelijke) ontwikkeling, herstel van participatie en persoonlijke groei vergen vaak universeler gereedschap. Daarvoor hebben we andere methoden beschikbaar, zoals empowerment en het bevorderen van persoonlijk en maatschappelijk herstel door ondersteuning en coaching.

In de jeugdzorg en jeugd-GGZ zien we dat verschillende soorten vakmensen in verschillende disciplines actief zijn. Het vervelende is alleen dat een rationele taakverdeling ontbreekt. Je zou kunnen stellen dat de gereedschapskist van vaklieden in de jeugdzorg en jeugd-GGZ zou moeten zijn gevuld met algemene en specifieke tools. Voor de verschillende disciplines deels dezelfde tools en deels verschillende, die de disciplines onderscheiden. Algemene tools zijn dan gesprekstechnieken, inzetten van de werkzame aspecten van een therapeutische relatie, het op waarde kunnen schatten en gebruiken van aspecifieke factoren. Hier is een belangrijke opgave om attitude te vertalen naar vaardigheden voor de professionals.

Specifieke interventies zijn geschikt om:

  • klinisch herstel van aandoeningen te bereiken en
  • functioneel herstel van disfuncties die samenhangen met de aandoening of voortvloeien uit de ontwikkelingsstagnatie.

Verschillende disciplines zouden over onderscheidend gereedschap moeten beschikken die hun bestaansrecht als discipline legitimeert. Het kunnen toepassen van EMDR is een specifiek gereedschap voor een specifieke behandeling met als doel klinisch herstel van een posttraumatische stressstoornis Maar het is niet specifiek voor een bepaalde discipline. Voorschrijven van psychofarmaca wel, het verrichten van een neuropsychologisch testonderzoek ook.

Een sociale vaardigheidstraining wordt specifiek ingezet om functioneel herstel te bereiken. Maar als alle disciplines die training zouden kunnen geven liggen pragmatische en economische redenen voor de hand om die aan een bepaalde discipline toe te wijzen (de minst schaarse discipline is vaak ook de minst kostbare, of een discipline die al over kernvaardigheden beschikt die ook in de sociale vaardigheidstraining worden benut, of een discipline waar het opleidingsniveau precies toereikend is).

Het zou interessant zijn om op deze manier na te gaan wat er in de toolbox van de verschillende disciplines zou moeten zitten. In feite zijn we hier in de praktijk mee bezig bij het ontwerpen van trainingen voor professionals. Net zoals de beste ideeën voor handiger gereedschap ontstaan tijdens het werk, ontwikkelt zich ook ons begrippenkader al doende. Ideeën over differentiatie tussen disciplines komen bijvoorbeeld op door het opleiden van Cognitief Gedragstherapeutisch Werker, waardoor HBO geschoolden professioneel gereedschap gaan beheersen, dat eerder was voorbehouden aan hoger opgeleide professionals. Die zullen zich nu moeten bezinnen op hun specifieke instrumentarium en vaardigheden. De algemene gereedschapskist blijft voor beiden deels gelijk, maar is breder voor de professionals die supervisie geven (supervisievaardigheden).

Tot slot

Nadenken over de implicaties van vakmanschap zou moeten leiden tot een begrippenkader waarmee de zorgprofessionals beter met elkaar kunnen overleggen over taakverdelingen en bevoegdheden. Ze zouden daardoor ook  beter aan de belanghebbenden (cliënten, financiers, politici) uit moeten kunnen leggen wat hun vak inhoudt, wat de weg daar naartoe is en welke aspecten van het professionele functioneren onder de zelfsturing van de professionals zelf moeten blijven vallen.

Literatuur

Richard Sennett (2016). De ambachtsman. De mens als maker. Amsterdam: Uitgeverij J.M. Meulenhoff

 

Terug naar boven